1 november, wandelen op een kerkhof

Beste broeders en zusters,

Het lijkt wel alsof het plots gebeurd is. De bladeren van de kastanjebomen zijn al helemaal donker, bruingekruld, de herfst is een heel stuk gevorderd. Nog een weekje en het is weer november.
Traditioneel wordt er eens extra tijd gemaakt om geliefde overledenen te gedenken. We gaan naar het kerkhof, verzorgen het graf, brengen er bloemen of misschien iets anders; een verwijzing naar de overledene bijvoorbeeld, om de liefde die we in het hart dragen voor de dierbare overledene te uiten.

Dan kunnen pijn om het verlies, het eenzaam achterblijven, zomaar weer komen bovendrijven. Maar tegelijkertijd ook dankbaarheid om het mooie dat geweest is, of het mooie dat nagelaten werd en kan gekoesterd worden als een kostbaar kleinood waar je met veel liefde mee omgaat. Wat dat mooie nu precies is, is voor elk persoon weer anders. In het begin kan verdriet dat zo verduisteren, dat we het zelfs helemaal niet zien, maar het is er wel.

Je wandelt op het kerkhof, staat hier en daar stil omdat je getroffen wordt door een opschrift of een jeugdige leeftijd of een bekende, een dichter, een componist, een jong meisje, een kind, een bijzondere naam…Zoveel verschillende mensen, allemaal andere levensgeschiedenissen. Wat heeft God oneindig veel variatie gelegd in zijn schepping. Maar allen zullen we eens verschijnen voor de rechterstoel van Christus, zoals de apostel Paulus dat zegt. Ja, dat geeft te denken…Hoe zal dat zijn? Mooi toch dat we elkaar weer zullen zien? Of je kunt er wel eens een akelige gedachte aan hebben.
Maar wat het mooiste is: ‘we zijn er zeker van dat we ook ontkleed niet naakt zullen zijn. We krijgen van God een hemelse woning, niet door mensenhanden gemaakt. En: ‘Hiervoor heeft God zelf ons gereedgemaakt, door ons de Geest te geven als onderpand’ lees het maar na in 2Kor.5:1-10.

Dat vooruitzicht kan ons zo troosten. Maar niet alleen dát, dán, ver weg. Nee, nu al worden wij getroost door Hem, gewoon leven in vertrouwen op God sterkt ons en geeft ons moed. Die verbondenheid met Hem mag en kan er nu al zijn en geeft ons een voorsmaakje, weliswaar nog zo onvolkomen maar toch, het mag er zijn. Dat maakt je zo dankbaar en wakkert je verlangen om eens met Hem verenigd te worden aan. Wat zal dat goed zijn! Dan kunnen we nu hoopvol samen zingen: “Als God ons thuisbrengt uit onze ballingschap, dat zal een droom zijn” zoals het verwoord wordt in gezang 24 dat naar psalm 126 geschreven werd.