23 mei, Pinksteren

De kerk is in onze westerse wereld een omstreden instantie geworden. Volgens velen is de kerk niet meer nodig. De mensen kunnen ook zonder de kerk. Religiositeit is er wel maar het is alsof de kerk er geen greep meer op heeft. Al enkele decennia lang is de kerk (in het algemeen) op haar retour. Denk maar aan het slinkende ledental, aan de kerkverlating onder de jeugd, aan het functieverlies van de kerk in de samenleving, …

Pinksteren is traditioneel het feest waarbij we het begin herdenken van de nieuwtestamentische kerk. De Geest die was beloofd werd uitgestort. Apostelen en discipelen getuigden openlijk van de verrezen Heer, Jezus Christus. Petrus hield zijn eerste preek voor het volk van Jeruzalem en op die dag breidde het aantal leerlingen zich uit met ongeveer drieduizend, lezen we in Hand. 2:41. Wat een contrast met de situatie nu!

Het Pinksterverhaal zoals Lucas ons dat vertelt, begint met drie bijzondere verschijnselen. Eerst was er een geluid alsof er een krachtige wind door het huis waaide waar ze zich bevonden. Het geluid trekt de aandacht van de mensen in buurt. Ze drommen samen rond het huis. Dan was er een zichtbaar teken: iets wat op tongen van vuur geleek die zich verspreidden over de aanwezigen in het huis. En de discipelen zullen begrepen hebben: de Geest die beloofd werd, is gekomen. Een derde verschijnsel was dat ze plots op ingeving van de Geest in staat bleken om vreemde talen te spreken.

De mensen raken in verwarring en begrijpen het niet maar de spotters hebben onmiddellijk een uitleg klaar. Ze zullen wel gedronken hebben. Als de Geest aan het werk gaat is de tegenstander, de satan, meestal niet ver weg. Die spottende opmerking is zijn werk. Als iedereen een beetje gaat lachen, keert de menigte straks hoofdschuddend naar huis om een handvol Galilese vissers die ‘s morgens vroeg al dronken zijn. Maar dat plan gaat niet door en het evangelie wordt gebracht: luid en duidelijk.

Lucas benadrukt sterk het kosmopolitische karakter van de mensenmenigte die daar bijeen stroomt. Het waren Joden uit de verstrooiing die in Jeruzalem woonachtig waren. De verschillende streken waaruit ze afkomstig zijn, worden in Hand. 2:9-11 opgesomd, grosso modo van Oost naar West. In de lijst vinden we afstammelingen van Sem, Cham en Jafet. Handelingen 2 geeft een ‘volkenlijst’ die vergelijkbaar is met die in Genesis 10. De zegen van Pinksteren is daarom ook van oudsher uitgelegd als een bewuste en ingrijpende omkering van de vloek van Babel. Bij de torenbouw van Babel werden de talen verward en de volken verspreid. In Jeruzalem wordt de taalbarrière op bovennatuurlijke wijze overwonnen als teken dat de volken in Christus weer verenigd zullen worden.

Petrus treedt naar voren om de menigte toe te spreken. Wat hij zegt is doorspekt met schriftcitaten. Joël 3:1-5 daar begint hij mee. Het gaat om het ontvangen van Gods openbaring en om het verkondigen daarvan. Het is een werk van de Heilige Geest. Wat Joël destijds heeft geprofeteerd, gaat nu in vervulling. Dat is Pinksteren, dat de kerk Gods boodschap leert verstaan en deze gaat uitdragen.

Christus’ heilswerk op aarde is voltooid. We bevinden ons in de laatste dagen. Het is de tijd van de volle openbaring van het heil. De Geest geeft een scherpe blik op Gods waarheid. De inhoud van die waarheid is Jezus Christus. Deze Jezus is overeenkomstig Gods bedoeling en voorkennis, uitgeleverd, gekruisigd en gedood. God heeft hem echter weer tot leven gewekt. Dus, zegt Petrus, keer u af van uw huidige leven en laat u dopen onder aanroeping van Jezus Christus om vergeving te krijgen voor uw zonden.

Misschien vraag je je af: Pinksteren, wat heb ik er eigenlijk mee te maken? De kerk, wat heb ik er aan? Een feest met eeuwenoude wortels. Een boodschap met een universele pretentie. Maar wat is de betekenis van dat alles in de samenleving van deze tijd? Hoe kunnen de hoge pretenties van het evangelie onderbouwd worden?

Antwoord: door de Geest van Pinksteren die trefzeker de Schrift hanteert, ook in wat hij door Joel’s mond heeft gesproken. Dat is alles wat we hebben: alleen Gods Woord en de Geest. Maar daarmee kunnen we ver komen want de boodschap van het evangelie blijft betekenisvol voor alle tijden. En als we als kerk in deze tijd relevant willen blijven, dan moeten we die boodschap van het evangelie onverminderd en onveranderd laten klinken. OK, laat Gods Woord klinken in hedendaagse taal, met hedendaagse toepassingen en zoals Petrus het ons voordeed: op Christus gericht. Maar naar de inhoud moeten we de boodschap van het evangelie niet laten beïnvloeden door de geest van onze tijd. Laat het de Geest van Pinksteren zijn, zoals Joël ons leert, die mensen laat profeteren, dat is verstaanbare, gelovige taal spreken tot anderen in de kerk of daarbuiten. Spreken over Gods verlossingswerk in Christus.

De kerk, wat heb ik eraan? Ik wil de vraag eigenlijk omdraaien, want sinds de tijd van Joël is aangebroken kan niemand meer zeggen: ik ben te jong, ik durf nog niets te zeggen; of ik ben een vrouw, mag ik wel spreken, of ik ben te oud, ik zal mijn mond maar houden of ik ben te min, te gering, ik stel niet veel voor, het is allemaal niet voor mij. Nee, iedereen heeft de Geest om zorgvuldig, als de vrucht van een trouwe omgang met de Heer op zijn/haar niveau de Schrift na te spreken in zijn/haar omgeving. Laat dat ons als kerk mogen karakteriseren.

Zorgvuldig naspreken van de Bijbel, ook in deze tijd. De boodschap van het evangelie verkondigen die betekenisvol blijft voor alle tijden. De Heer wil zijn evangelie laten verkondigen niet door enkelingen maar vanuit de gemeenschap van gelovigen. Allen kregen de Geest. Het Woord fundeert de kerk. De kerk blijft betekenisvol omdat de boodschap van het evangelie betekenisvol blijft voor alle tijden.