24 oktober 2010, kinderen van de Vader

Beste broeders en zusters,

Wat hebben we ongelooflijk veel om voor te danken! Wij mochten horen van de Heer Jezus, onze Heiland. Nu toch al twee millennia geleden dat God zichzelf niet ontzag om mens te worden onder de mensen. Om voor ons mogelijk te maken dat de mensheid zich weer kon verzoenen met God. Zozeer zelfs dat wij samen met Jezus zonen en dochters van Zijn Vader kunnen zijn! Dat God echt als een Vader voor ons zorgt ondanks al onze fouten en gebreken, in ons dagelijks leven, meer dan wij kunnen vermoeden. Dat wij Hem al onze vragen, twijfels en zorgen, vreugden en verdriet in vertrouwen kunnen voorleggen, zoals koning Hizkia, tegen stroom in, de brief van de vijand ging voorleggen aan de Here God. Dat deze wonderbare kennis van het evangelie doorgedrongen is – zo mag je dat wel zeggen – , tot hier en nu, langs zovele moeilijkheden op heel uiteenlopende fronten, mag gerust een wonder genoemd worden. Er zijn culturen helemaal verdwenen en op sommige plaatsen in de wereld is het Christelijk geloof nauwelijks nog bestaande. Dat het toch wereldwijd levendig aanwezig is, kan maar door goddelijke aanwezigheid, de werkzame kracht van Gods Geest. En dat niet in het minst precies daar waar geloven in Jezus Christus uiterst nadelig kan zijn voor je gezin, zelfs gevaarlijk voor je leven. Daar kunnen wij alleen maar dankbaar om zijn, om al die christenen die ons voorgaan en in vorige eeuwen ons voorgingen. Goede voorbeelden, zij hielden stand in de meest onmogelijk situaties. Maar zo ook Gods krachtig werk zagen, zich erdoor lieten doordringen, zich laafden aan zijn Woord van leven, bij Jezus bedelden, die onuitputtelijke bron van levend water.
Wij mogen danken voor heel ons leven van in het prilste begin werden wij gezegend en overladen door zijn goede gaven. Houden wij onze ogen en oren open voor Hem in vertrouwen en verkondigen wij dit goede nieuws!

Toen Hizkia de brief had gelezen die de boden hem overhandigd hadden, ging hij naar de tempel van de HEER en legde de brief daar open voor hem neer.” 2 Kon. 19:14