21 november 2010, Koning en toch dienaar?

Beste broeders en zusters,

Het kerkelijke jaar wordt afgesloten met het feest van Christus, Koning van het heelal. Maar een Koning die op een kruis sterft, het is nu niet bepaald een Royalty plaatje, hoe kan dat nu?
Kijken we naar Jezus’ leven dan gedraagt hij zich ook als een koning, vrij in zijn spreken, soeverein in zijn handelen, zuiver in zijn bidden, zo getuigt Jezus van Koninklijke waardigheid en autoriteit.
Als we in de evangeliën lezen over Jezus’ lijden en sterven dan komt daar het woordje Koning zeer veel in voor. Zij het als vraag van Pilatus of schimp van de beul of cynisch opschrift, maar daar gaat het ook om: Jezus ís Koning. Dat maakt Jezus ook regelmatig duidelijk.
En Lucas kondigt Jezus meteen aan als koning: “en God, de Heer, zal hem de troon van zijn vader David geven.  Tot in eeuwigheid zal hij koning zijn over het volk van Jakob, en aan zijn koningschap zal geen einde komen.” Luc.1:32-33
Jezus leert ook dat Zijn koningschap van een andere orde is.
‘Mijn koningschap hoort niet bij deze wereld. Als mijn koningschap bij deze wereld hoorde, zouden mijn dienaren wel gevochten hebben om te voorkomen dat ik aan de Joden werd uitgeleverd. Maar mijn koninkrijk is niet van hier.’
1.Joh 18,36
Van zo gauw Petrus Jezus erkent als Messias (Luc.9:20) begint Jezus onmiddellijk over zijn lijden te spreken, hun ogen moeten nog geopend worden.

Hij rijdt Jeruzalem binnen wanneer Hij wil (Joh.6:15) en hoe Hij wil (soeverein), niet op een paard, op een ezelsveulen, toegejuicht door het volk met palmtakken. Een bevestiging voor de discipelen om aan een Koning te denken, geplaatst in de lijn van de traditie, een koning met macht, gezag en aanzien. Toch weigerde Jezus deze invulling van het Koningschap. Van in het begin van zijn openbaar leven al. In de woestijn weigerde Hij in te gaan op elke bekoring van Satan om macht uit te oefenen. Jezus wil geen macht of gezag uitoefenen, Hij wil beeld van God zijn, door de wil van de Vader te doen. Hij is gekomen om dienaar te zijn.

Of de leerlingen dit al begrepen hebben is maar zeer de vraag, want op weg naar Jeruzalem discussieerden ze over wie de belangrijkste zou zijn in Zijn Koninkrijk. “Jezus riep hen bij zich en zei tegen hen: ‘Jullie weten dat de volken onderdrukt worden door hun eigen heersers en dat hun leiders hun macht misbruiken. 43 Zo mag het bij jullie niet gaan. Wie van jullie de belangrijkste wil zijn, zal de anderen moeten dienen, 44 en wie van jullie de eerste wil zijn, zal ieders dienaar moeten zijn, 45 want ook de Mensenzoon is niet gekomen om gediend te worden, maar om te dienen en zijn leven te geven als losgeld voor velen.’Mar 10,42-45

Jezus haalt het koningschap weer aan om zijn leerlingen er op te wijzen dat zij zullen delen in Zijn koningschap. De belofte van redding. Luc. 22:29-30 “Jullie zijn in al mijn beproevingen steeds bij mij gebleven. Ik bestem jullie voor het koningschap zoals mijn Vader mij voor het koningschap bestemd heeft:  jullie zullen in mijn koninkrijk eten en drinken aan mijn tafel, en zetelen op een troon om recht te spreken over de twaalf stammen van Israël..” Op dit moment aan de avondsmaal tafel, bij de vooravond van zijn sterven, klinken deze woorden wel heel tegendraads. Het nederigste, het minste wordt verbonden met het hoogste gezag!
Op het kruis stelt Jezus een koninklijk gebaar door de berouwvolle misdadiger te verhoren en hem toekomstperspectief te geven:
Jezus antwoordde: “Ik verzeker je: nog vandaag zul je met mij in het paradijs zijn.” Luc. 23:43
Zijn hele leven deed Jezus dit; mensen redden en bevrijden, heil brengen en zonden vergeven, nieuw perspectief schenken. Hij doet dit nog steeds “HEDEN”.

Een dienende Koning!