Een overdenking bij Matteüs 27:55-28:8
Het valt niet mee om te reconstrueren hoe alles precies verlopen is op die eerste Paasmorgen. Er zijn ook zo veel mensen bij de gebeurtenissen betrokken: de vrouwen, de leerlingen, … Ontzet en opgetogen (Matt.28:8) lopen ze door en langs elkaar, heen en weer tussen de stad en het lege graf. Ze worden geconfronteerd met iets waarop ze totaal niet ingesteld zijn. Ze zijn nog helemaal gefocust op Jezus sterven. Alles wat er aan gedachten en gevoelens in hen omgaat, sluit hen af voor wat ze op de Paasmorgen moeten gaan zien, horen, geloven en uitdragen.
De opstandingverhalen – zo beweren sommigen – zitten vol tegenstrijdigheden dat ze wel moeten verwezen worden naar het domein van de fantasie. Maar Paulus zegt: als Christus niet is opgewekt, is onze verkondiging zonder inhoud en uw geloof zinloos (1Kor.15:14). Eigenlijk zijn de verschillen tussen de verhalen over de opstanding helemaal niet zo vreemd en pleiten ze juist voor de levensechtheid van de berichten en de geloofwaardigheid ervan. Indien de vier evangeliën een identiek relaas van de feiten hadden gegeven, juist dan zou dit vanuit de veelheid aan ooggetuigenverhalen op verdacht maakwerk lijken.
In de overvloed aan informatie die ons geboden wordt, richten we ons verder op de rol van de vrouwen bij het sterven en de opstanding van de Heer.
Uitgediende vrouwen zijn getuige van Jezus’ sterven en begrafenis.
Na het sterven van Jezus, vertelt Matteüs over de vele vrouwen, die Jezus vanuit Galilea gevolgd waren. Drie van deze vrouwen worden door Matteüs meer specifiek aangeduid. Maria uit Magdala die in de opstandingverhalen van alle vier de evangeliën een belangrijke rol speelt. Uit Lucas 8:2 weten we dat de Heer bij haar zeven demonen had uitgedreven. Maria die de moeder van Jakobus en Josef genoemd wordt en die mogelijk een tante van Jezus was. En de moeder van de twee apostelen Johannes en Jakobus, de zonen van Zebedeüs die door Marcus bij haar naam wordt genoemd: Salome (Marc.15:40).
Waarom al die namen en al die details? Wordt het verhaal daardoor niet nodeloos ingewikkeld en verliezen we zo de kern van de boodschap niet uit het oog? Toch niet. Het gaat niet zo maar om een paar willekeurige vrouwen. Het gaat om met naam en toenaam vermelde getuigen. Het waren bekenden. Je kon bij hen navragen wat ze precies allemaal hadden gezien. Getuigen! Ze stonden toe te kijken van op een afstand, nauwlettend volgen ze wat er gebeurt en nemen het in zich op.
Deze vrouwen geloofden in Jezus. Ze waren hem gevolgd, ze hadden hem geholpen. Ze hadden grote dingen verwacht toen Jezus nadrukkelijk optrok naar Jeruzalem. Maar het liep allemaal zo anders als ze hadden verwacht. Jezus hing hier nu tussen twee misdadigers aan een kruis en stierf. De vrouwen lijken uitgediend. Wat kunnen ze nog betekenen voor Jezus?
Laat op de middag zien ze een rijk en belangrijk man opdagen, Jozef uit Arimatea. Wellicht had hij een leidinggevende plaats in het stadsbestuur. Hij was een volgeling van Jezus. Zijn positie maakt het mogelijk Pilatus nog te spreken. Het was namelijk niet gebruikelijk zich nog laat op de dag aan te melden bij Romeinse overheidspersonen. Zijn rijkdom stelt hem in staat een begrafenis voor Jezus te regelen. Jezus’ lichaam wordt in pas gekocht zuiver linnen gewikkeld en in een nieuw uitgehouwen rotsgraf gelegd. Een grote steen wordt voor de ingang van het graf gerold.
Twee van de vrouwen die bij het kruis stonden zijn ook hier getuige van. Maar er wordt niet verteld of er ook contact geweest is tussen de vrouwen en Jozef van Arimatea. Zelfs bij het begraven van Jezus schijnen de vrouwen helemaal uitgediend te zijn. Ze waren gaan zitten tegenover het graf en daar blijven ze achter als Jozef van Arimatea weer vertrekt. Ze kunnen alleen maar stille getuigen zijn. Getuigen van Jezus’ sterven en begrafenis.
Opgeschrikte vrouwen zijn getuige van Jezus’ opstanding
Op de dag na Jezus’ sterven gaan de hogepriesters en Farizeeën naar Pilatus. Het is een sabbat! Maar op deze sabbat durven de Joodse leiders niet in vertrouwen op God te rusten van hun werk op de dag voordien. Het was hun te binnen geschoten dat Jezus – die bedrieger, noemen ze hem – gezegd had na drie dagen uit de dood te zullen opstaan. Ze vragen Pilatus of hij het graf wil laten bewaken tot de derde dag. Ze zijn bang dat de leerlingen het lichaam komen weghalen en met verwijzing naar het lege graf, de opstanding gaan verkondigen. Verbazend is dat het juist de vijanden zijn die zich Jezus’ woorden over opstanding herinneren. De leerlingen zelf staan er niet bij stil, we horen niets over hen.
Uitgediende vrouwen hebben gezien hoe Jezus stierf aan het kruis. Een rijke leerling begraaft hem en de leiders nemen maatregelen tegen een mogelijke grafroof. Jezus’ dood moet zo voor ieder een voldongen feit zijn en blijven. Maar dan grijpt God zelf in want in het verzegelde graf van een zogenaamde bedrieger, daar hoort de Zoon van God niet thuis.
De twee vrouwen die na de graflegging het langst in de buurt gebleven waren, zien we bij het aanbreken van de eerste dag van de week weer op pad gaan. De gedachte aan Jezus laat hen niet los en daarom komen ze kijken naar het graf. Uit de andere evangeliën weten we dat ze ook specerijen meenamen om de lijkgeur tegen te gaan.
Terwijl ze op weg zijn komt een engel van de Heer het verzegelde graf openen. De wachters beven van angst, vallen als dood neer en brengen verderop in het verhaal verslag uit van het gebeuren bij de hogepriesters die hen omkopen om de leugen te verspreiden dat de leerlingen het lichaam toch weggenomen hebben.
Als de vrouwen bij het graf aankomen zijn de bewakers al verdwenen. De vrouwen zijn verbaasd over de weggewentelde steen en worden verrast door de verschijning van een lichtende engel met sneeuwwitte kleding. Maar de opgeschrikte vrouwen worden gerust gesteld: wees niet bang, jullie zoeken Jezus de gekruisigde, maar hij is hier niet. Hij is opgestaan uit de dood zoals hij zelf gezegd heeft. Heel anders dan de hogepriesters en de Farizeeën, moeten de vrouwen herinnerd worden aan deze uitspraak van Jezus. Wellicht hadden ze de betekenis ervan ook nooit goed begrepen.
De vrouwen worden uitgenodigd door de engel: Kijk maar op de plaats waar hij gelegen heeft. De vrouwen gaan het graf binnen en vergewissen zich van wat de engel zegt. De lijkwade lag er nog, maar ze was leeg, een lege cocon. Het lichaam van Jezus was inderdaad weg. De trouwe dienstbare vrouwen, opgeschrikt door de onverwachte ontmoeting bij het graf worden nu bevoorrechte getuigen: het graf is leeg want de Heer is opgestaan.
Ingeschakelde vrouwen maken ook Jezus’ discipelen tot getuigen
Als de vrouwen er zich van vergewist hebben dat het lichaam van Jezus niet meer in het graf is, worden ze weer ingeschakeld. Hun inzet kan weer gebruikt worden. Niet meer ten dienste van Jezus nu, maar ten dienste van de leerlingen. Ga nu snel naar de leerlingen en zeg hun: Hij is opgestaan uit de dood. En ook nog: hij gaat jullie voor naar Galilea, daar zul je hem zien. De vrouwen geloven en gaan op pad en hun geloof wordt bevestigd als ze de opgestane Heer zelf ontmoeten. En ook hij zegt hun: ga mijn broeders vertellen dat ze naar Galilea moeten gaan, daar zullen ze mij zien. De opdracht om naar Galilea te gaan, dient als een soort herkenningscode die de apostelen moet overtuigen van de waarheid van het bericht. Na het laatste avondmaal, toen Jezus alleen met de elf overgebleven apostelen op weg was naar de Olijfberg, had hij hen gezegd: Nadat ik uit de dood ben opgewekt, zal ik jullie voorgaan naar Galilea (Matt.26:32). Nooit eerder had Jezus het daarover gehad. Met niemand anders dan met de elf had Jezus gesproken over een weerzien in Galilea. Vlak daarna werd hij gevangen genomen, sloegen de discipelen op de vlucht en raakten ze verspreid over de stad. Ze waren radeloos en wanhopig en dachten helemaal niet meer aan die laatste woorden van Jezus over opstanding en weerzien in Galilea.
En nu komen die vrouwen hen opzoeken met het onwaarschijnlijke bericht dat Jezus uit de dood is opgestaan en … dat hij hen wil weerzien in Galilea. Het roept iets wakker in hun herinnering aan de avond van Jezus’ gevangenneming. Ja, dat had hij gezegd maar ze hadden toen helemaal niet goed begrepen wat hij bedoelde. Nu begint er iets te dagen. Stilaan dringt het onwaarschijnlijke van het gebeuren tot hen door: Jezus heeft altijd al geweten dat hij sterven zou maar ook dat de dood hem niet zou kunnen vasthouden. Ontzetting en opgetogenheid, maakt zich meester niet alleen van de vrouwen, maar ook van de leerlingen. En ook zij mogen de opgestane Heer ontmoeten. En ook zij mogen getuigen worden. Voor alle volken zelfs!
– – –
Zij die de feitelijkheid van de opstanding loslaten, beweren dat het meer gaat om de religieuze ervaringen die in het opstandingverhaal worden verwoord en die op hun beurt ook weer religieuze ervaringen bij ons kunnen oproepen. Maar welk houvast biedt mij de ervaring van een ander? Welk houvast biedt mij de religieuze ervaring van dit moment?
Het gaat bij de opstanding niet om religieuze ervaringen maar om controleerbare feiten. De vrouwen, met naam en toenaam bekend, waren eersterangsgetuigen van Jezus’ sterven, begrafenis en opstanding. Dat is geen fantasie, het zijn feiten. De vrouwen zijn ontzet en opgetogen. Dus toch een religieuze ervaring? Ja, maar geen religieuze ervaring die belang heeft op zichzelf. Het is een gevoel dat gebaseerd is op een overweldigende werkelijkheid. Zo mogen ook wij nog steeds ontzet en opgetogen zijn want … De Heer is werkelijk opgestaan!
Philip de Coster Pasen 2012