Beste zusters en broeders,
Op 31 oktober 1517 spijkerde Luther de 95 stellingen aan de deur van de kerk te Wittenberg. Het begin van een nieuwe periode in de kerkgeschiedenis: de Reformatie
31 oktober, Reformatiedag. 2009, Calvijnjaar. (Verder in dit nummer is opnieuw de uitnodiging voor de Reformatieherdenking: Het kerkbegrip bij Calvijn door ds. Speelman.)
Calvijn is bekend om zijn 5 sola’s. Sola gratia: alleen uit genade; sola fide: alleen door geloof; sola scriptura: alleen door de Bijbel; solus Christus: alleen Christus; soli Deo Gloria: alleen aan God de eer. Dit is de basis van het christelijke geloof.
Alleen uit genade leven: beseffen dat wij niets kunnen toevoegen aan ons heil. Een moeilijke opdracht voor mensen die toch vooral zelf de touwtjes in handen willen nemen. Een gratis geschenk dat zo belangrijk is, maar soms zo moeilijk aanvaard wordt. Nog een cadeau dat we zomaar ontvangen: het geloof. Door dit geloof kunnen we belijden dat Jezus Christus onze Heer is en door Zijn Woord kunnen we Hem en de Vader beter leren kennen en ook onszelf meer en meer ontdekken. Christus alleen wijst ons de juiste weg en Hij gaf alle eer aan Zijn Vader. De Heilige Geest helpt ons om die weg te gaan.
Dit alles is dus de basis van ons leven. Zo eenvoudig, zo volmaakt, wij kunnen hier niets aan toevoegen. En toch is het een lastige opdracht.
In Zijn Bergrede sprak onze Here Jezus over de nederigen van hart (Matt. 5: 3). In Zijn onderricht geeft Hij de opdracht om 7 x 70 maal te vergeven (Matt. 18: 22). Hij maant ons aan om de balk in eigen oog te zien. Dan pas kunnen we de splinter uit het oog van onze naaste met liefde verwijderen (Matt 7: 3-5). Aan Zijn apostelen zei onze Here dat wie de belangrijkste wil zijn de minste moet willen zijn en dienaar van de ander (Marc. 9: 35). In zijn brieven spreekt Paulus dat we de ander uitnemender moeten achten dan onszelf (Romeinen 12: 10).
Hoe gaan we in de praktijk met deze uitspraken om? Van medebroeders en medezusters zouden we toch mogen verwachten dat zij die richtlijnen volgen? En toch beseffen we dat dit een bijna onmogelijke opdracht lijkt. Met onze mond belijden we dat we in Zijn Koninkrijk werken tot eer van God. Maar, hoe dikwijls achten wij onszelf belangrijker dan de ander? Hoe vaak ‘vergeten’ wij dat anderen onze mede-arbeiders zijn? Negeren wij niet af en toe dat het meeste werk door een ander gedaan wordt en gaan wij met de ‘eer’ lopen?
Samenwerken kan nog, maar de verdienste gelijk verdelen is moeilijker.
Laten we daarom eerst in eigen kring: thuis, bij familie, in de gemeente beginnen met bewust de ander in het oog te hebben. Geef aan ieder zijn/haar plaats met zijn/haar gaven om zo samen te werken tot eer van onze God, in genade, door geloof in Jezus Christus, met Zijn Woord in de hand.
Laten we hiervoor samen bidden om als dienaren van elkaar dienaar van onze Hemelse Vader te worden! Mag Zijn genade voor ons genoeg zijn! Hij zal het werk dat Hij in ons begon, afmaken. Hij zal ons door Zijn Geest helpen om biddend de liefde voor Hem en elkaar daadwerkelijk te geven en te beleven.