Wie houdt er nu van regeltjes of saaie wetteksten? Als je werkzaam bent in de justitiële wereld is het maar te hopen . Hier wil ik het over Gods wet hebben, meer bepaald over de liefde voor Gods richtlijnen zoals die doorklinkt in de psalmen. Deze liefde wordt in Psalm 119 uitbundig bezongen, bijvoorbeeld vers 20: “Mijn ziel kwijnt weg van verlangen naar uw voorschriften, dag en nacht.” en vers 47: “Ik verheug mij in uw geboden, ik heb ze lief.” Of vers 62, “Midden in de nacht sta ik op en loof u om uw rechtvaardige voorschriften.” Is dat niet heerlijk om te lezen? Je proeft dat de psalmist dit echt doorleeft. Hoe komt dat, zou je kunnen vragen? Hij gebruikt het beeld van de dienaar tegenover zijn heer, op die wijze staat hij voor God. Dat wijst op een vertrouwensband, niet? De dienaar moet op zijn heer kunnen vertrouwen en omgekeerd, anders kan het goed mis lopen en zal geen van beiden tevreden zijn. Ze kennen elkaar goed, toch is er ook een afstand, want de dienaar kent de plannen van zijn heer niet. Vers18: “Neem de sluier van mijn ogen, dan zal ik zien hoe wonderlijk mooi uw wet is.” De uiteindelijke bedoeling van de opdracht die zijn heer geeft blijft nog verborgen voor de dienaar maar hij kan met gerust gemoed de opdrachten uitvoeren, het zal goed zijn, passen in het plan. Het is dan ook in dat vertrouwen dat de psalmist/dienaar vraagt en kan vragen: “Wees goed voor uw dienaar, dan zal ik leven en mij houden aan uw woord.” vers 17. De dienaar is zich bewust van zijn afhankelijkheid van zijn heer. Als zijn heer goed is, kan en mag hij leven en zal zijn leven bovendien goed zijn.
De dienaar is open met zijn heer, hij vertelt hem over zijn problemen en zijn heer geeft antwoord v26: “Vertel ik u mijn wegen, dan antwoordt u.” Als de dienaar in moeilijkheden verkeert, overdenkt hij de raadgevingen van zijn heer, die helpen hem, vers 23: “Al spannen machtigen tegen mij samen, uw dienaar blijft uw wetten overdenken. 24 Uw richtlijnen verheugen mij ze geven mij goede raad.” Maar hij wordt tegengewerkt, in zijn omgeving heersen andere regels 126b: “overal wordt uw wet geschonden.”, zo voelt hij zich wel eens als een vreemdeling, onbegrepen, “Ik ben een vreemdeling op aarde,…” v19. Ook dan zijn de richtlijnen van zijn heer een steun: vers 54b “Uw wetten zijn voor mij als liederen in het huis waar ik als vreemdeling woon.”
Het is dan ook niet verwonderlijk dat de dienaar ernaar verlangt meer inzicht te krijgen in de regels die zijn heer geeft en hij vraagt voortdurend naar onderricht, bijvoorbeeld v26b “Onderwijs mij in uw wetten.” of vers 27: “Leer mij de weg van uw regels begrijpen,…”
Bidden wij voor elkaar opdat vers 130: “Als uw woorden opengaan, is er licht en inzicht voor de eenvoudigen.” in ons leven de toon mag voeren zoals voor de psalmist van psalm 119.